Misschien wel het beste onderzoek van Nederland.
Waarschijnlijk het meest geraadpleegde onderzoek van Nederland, en daarmee tevens
het meest onmisbare onderzoek voor ‘het
Vak’: Het kijkonderzoek. Wat overigens niet wil zeggen dat het niet beter
zou kunnen. De ontwikkelingen op het gebied van de verspreiding van video
content gaan harder dan de gevestigde orde van TV-zenders kan of wil bijhouden.
962
miljoen aan reclamegelden wordt verdeeld op basis van de kijkmeters in 1235
huishoudens.* Voor dat geld mag je natuurlijk ook wel streven naar een
toponderzoek. Een verschil van één procent marktaandeel levert theoretisch immers
9,6
miljoen op. Of kost je hetzelfde bedrag. Dan wil je wel dat de gemeten
verschillen ‘echt’ zijn en niet te
wijten aan al dan niet willekeurige onderzoeksfluctuaties.
Het kijkerspanel
Elke keer verbaas ik me er weer over hoe weinig benul sommige
mensen in ‘het Vak’ hebben van de
manier waarop bereikscijfers worden gemeten. Dat geldt niet alleen voor
televisie, maar ook voor radio, print, buitenreclame en online. En dat terwijl
die cijfers toch in hoge mate bepalend zijn voor de manier waarop ze hun
reclamegeld of dat van hun klanten uitgeven. Nu hoeft u van mij niet allemaal
kijkcijferexpert of buitenreclame bobo te worden, maar enig idee van wat er
achter de cijfers zit zou u niet misstaan.
De kijkcijfers worden gemeten door de Stichting
KijkOnderzoek (SKO) in een panel van om en nabij 1260 huishoudens. In die
huishoudens wonen ruim 2800 personen. Dat lijkt niet veel, maar het
kijkerspanel is wel de mooist denkbare steekproef die in onderzoekersogen
realiseerbaar is. Alles wordt eraan gedaan om een zo goed mogelijke
afspiegeling van de kijkers in Nederland bij elkaar te zoeken. Beter bestaat
niet. Maar het blijft een kleine steekproef. Naarmate er meer zenders bijkomen
en naarmate het kijkgedrag meer verschuift van
‘real time’ of
‘live’ TV
kijken naar uitgesteld kijken worden de cijfers voor afzonderlijke zenders en
reclameblokken minder betrouwbaar. Lees de Brochure
‘Betrouwbaarheidscriteria 2012’ http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/Methodologie/2012/120901_Brochure_betrouwbaarheidscriteria_2012_def.pdf
van het SKO en huiver.
In de toekomst zal het kijkonderzoek er dan ook niet aan
ontkomen om de cijfers van het panel te combineren met bijvoorbeeld de
registratie van het kijkgedrag via de digitale Set Top Box. De nauwkeurige,
maar minder betrouwbare cijfers van het kijkerspanel worden dan gebruikt om de
betrouwbare, maar onnauwkeurige Big Data van een paar miljoen Set Top Boxen te
ijken. In de Verenigde Staten doen Nielsen en onderzoeksbureau Kantar dat
bijvoorbeeld al voor lokale TV markten.
De kijkmeter
Alle TV toestellen in een panelhuishouden zijn voorzien van
een kijkmeter. De meter registreert automatisch wat er op het TV-scherm gebeurt,
hoe snel de panelleden ook zappen. Het enige dat de meter niet kan, is bepalen
welke persoon uit het huishouden er voor de buis zit. Daarom moeten de
panelleden zich met behulp van een extra afstandsbediening aanmelden als ze
beginnen te kijken, en zich afmelden als ze er (even) mee stoppen, bijvoorbeeld
om koffie te gaan halen of als ze naar bed gaan. De eeuwige discussie is: doen
die panelleden dat ook altijd even netjes? Volgens het eigen ‘coïncidenteel’ controle onderzoek van
GfK Intomart wel, maar ik heb daar mijn twijfels bij, mede gebaseerd op
gesprekjes met de (ex-)deelnemers aan het kijkerspanel die ik ooit in het wild
ben tegengekomen. De oplossing voor dit probleem is ook al 25 jaar bekend. Zet
een camera op de TV die registreert wie uit het huishouden er precies voor het
toestel zit. Alleen visite hoeft dan nog handmatig aangemeld te worden.
Web TV
TV kijken verandert. Dat realiseren ze zich bij het SKO als
geen ander. Sinds 2008 meet het SKO ook het kijken naar ‘web-TV’. Televisieprogramma’s van de publieke omroep, RTL en SBS
die binnen zes dagen na uitzending worden bekeken op een laptop of desktop
computer worden geregistreerd en gerapporteerd. Dat gebeurt overigens buiten
het reguliere kijkerspanel. SKO heeft recent voorstellen aangevraagd bij
onderzoeksbureaus om ook al het overige videokijkgedrag te gaan meten,
inclusief het kijken via tablets en smartphones.
De uitbreiding van TV naar ‘video’ is onvermijdelijk. TV content vind je ook terug op YouTube,
niet alleen van de afgelopen 6 dagen, maar ook van 6 maanden, of 6 jaar
geleden. Bioscoopfilms worden van oudsher op een gegeven moment TV-content.
Maar ook TV-programma’s zelf worden nu bijvoorbeeld soms eerder online uitgebracht
dan op TV uitgezonden.
Bij het meten van online video op alle mogelijke platformen
hoort ook een apart hoofdstuk voor het meten van de ‘bijbehorende’ reclame, of het nu gaat om al dan niet zapbare ‘pre-rolls’, ‘pop-ups’, ‘overlays’,
‘streams’, ‘tickers’, enzovoort. Want uiteindelijk is de reclamekijker
(m/v) de belangrijkste reden van bestaan van welke vorm van kijkonderzoek dan
ook.
Grote belangen
Waarom duurt het zo lang voordat vernieuwingen binnen het
kijkonderzoek (of welk bereiksonderzoek dan ook) worden doorgevoerd? Tsja, als een
verschil van 1% marktaandeel je 9,6
miljoen kan kosten, kan ik me voorstellen dat zenders terughoudend zijn om te
gaan sleutelen aan het onderzoek, zeker als de uitkomsten ongewis zijn. Bij
adverteerders bespeur ik een zelfde
houding. Ze zijn bijna net zo huiverig voor drastische wijzigingen in ‘kosten per GRP’ als de exploitanten.
Bereiksonderzoek blijft vooral “a treaty
between interested parties”: een overeenkomst tussen belanghebbende
partijen.
* Het kijkonderzoek is uitstekend gedocumenteerd.
Rapporten, de methodologische beschrijving, rekenregels, alles is na te lezen
op de website van het SKO. De andere ‘Joint
Industry Committee’s (JIC’s)’ kunnen een voorbeeld nemen aan de
transparantie van het SKO. Naast de SKO documentatie heb ik voor deze blog ook
het laatste jaarverslag van SPOT gebruikt.
Labels: bereiksonderzoek, kijkonderzoek, onderzoek, SKO, televisie